Dertig jaar geleden was de dood nog een taboe, dat ondervond huisarts Pieter Sluis aan den lijve. Hij verloor zijn zoontje aan wiegendood. Er was niemand, ook niet in de medische wereld, met wie hij over zijn emoties kon praten. Uiteindelijk vond hij antwoorden bij psychiater Elisabeth Kübler-Ross. Zij is de grote pionier op het gebied van stervensbegeleiding en ging heel gewoon met de dood om. Zij begreep dat naast de zorg, emoties en nabijheid minstens zo belangrijk zijn. Geïnspireerd door Kübler- Ross richt huisarts Sluis een hospice op, waar mensen in een huiselijke omgeving kunnen sterven. Een bijna-thuis-huis, dat drijft op de inzet van vrijwilligers, een unicum in Nederland. Dertig jaar later zijn er zo'n 150 kleinschalige hospices en de vraag neemt alleen maar toe. Liesbeth Scholten is vanaf de start verpleegkundige in het hospice in Hoorn. 'In een hospice concentreer je je veel meer op de patiënt, niet op de protocollen. Ik probeer onze gasten rust te brengen en ze de ruimte te geven zichzelf te zijn.' Opvallende ontwikkeling is dat 95 procent van de mensen die binnenkomen bij een hospice met een euthanasiewens toch besluiten hiervan af te zien. De vraag naar hospices groeit. Maar hoe kan de kleinschaligheid en nabijheid gewaarborgd blijven? Sluis: 'Hart-tot-hartzorg is een kostbaar goed. Een beweging die meer wensen- en gevoelensgericht is, mag niet verloren gaan'.
De presentatie was in handen van
Wilfred Kemp. Deze uitzending van het programma Kruispunt met de titel Dood gewoon - 30 jaar hospicezorg werd uitgezonden op zondag 20 mei door de RKK.