Foute kinderen bestaan niet

Ze wonen al zo'n acht tot tien jaar in Nederland, hebben Nederlandse vriendinnen, gaan naar Nederlandse scholen en zijn westers opgegroeid. Toch krijgen ze nooit een verblijfsvergunning op grond van artikel 1F van het vluchtelingenverdrag: hun vader wordt verdacht van oorlogsmisdaden. In deze aflevering worden vijf tienermeiden gevolgd die vinden dat ze eigen rechten hebben, los van hun verdachte vader. Ze hebben een comité opgericht: Foute Kinderen Bestaan Niet, maken een boekje voor kamerleden en bereiden ze zich voor op een hoorzitting in de Tweede Kamer over dit onderwerp. De Afghaanse Arezo (17): 'Ik heb niet gevochten, ik heb nog nooit een pistool gezien, laat staan dat we die hebben aangeraakt. Mijn vader heeft gevochten voor zijn land en daar worden wij voor gestraft.' Azita (16): 'Mijn vader stond op de loonlijst van het Khad. Of hij ook echt schuldig is, weet niemand. Daar hebben ze geen bewijzen voor.' Defence for Children International Nederland zet zich voor deze groep kinderen in, omdat 'het niet zo kan zijn dat deze ingeburgerde en inmiddels zeer Nederlandse kinderen gestraft worden voor de daden die hun ouders misschien zouden hebben gepleegd.' Arezo en Azita vertellen hun indringende relaas. Het moeilijkst vindt Arezo dat ze nu al negen jaar lang ieder moment van de dag uitgezet kan worden. 'We worden niet uitgezet en we krijgen geen verblijfsvergunning, het kan alle kanten opgaan. Negen jaar in onzekerheid iedereen wordt dan gek van.' Op de school van Azita weet niemand waarom zij geen verblijfsvergunning heeft. Zelfs haar beste vriendinnen Heidi en Deli niet. Daarom gaat ze een spreekbeurt geven in haar klas. Ze is bang voor negatieve reacties als ze zegt dat haar vader wordt verdacht van oorlogsmisdaden. Hoe gaat de klas reageren?

Deze uitzending van het programma 't Zal je maar gebeuren met de titel Foute kinderen bestaan niet is uitgezonden op dinsdag 19 februari door de EO.