12-8-2010
1826 x bekeken | 1 reacties
Harry Been, CEO van The HollandBelgium Bid vertelt over het bezoek van de FIFA-delegatie aan Belgie en Nederland. Hoe groot is de kans dat het WK in 2018 of 2022 in ons land wordt gespeeld?
Kunstenaar Diederick Kraaijeveld maakte in opdracht van de families Sneijder en Cabau van Kasbergen hét huwelijksgeschenk voor Wesley en Yolanthe. Het kunstwerk is gemaakt van sloophout dat Kraaijeveld overal ter wereld verzamelt. Wat is het verhaal achter het huwelijksgeschenk?
Profpokerspeler Marcel ‘The Flying Dutchman’ Luske was twee maanden in Las Vegas voor de World Series of Poker. Hoe zagen die dagen eruit en hoe succesvol was hij daar?
Journalist Anil Ramdas is te gast naar aanleiding van de inauguratie van Desi Bouterse als president van Suriname. Hoe blij zijn ze in Suriname met Bouterse?
Mark van Heukelum is net terug uit Afrika, waar hij vijf maanden onderzoek heeft gedaan naar dwergnijlpaarden. Wat voor interessante ontdekkingen heeft hij gedaan?
Deze uitzending van het programma On Air is uitgezonden op donderdag 12 augustus door de NCRV. Te gast was Anil Ramdas. De presentatie was in handen van Harm Edens.
Reacties op deze uitzending
-
blikker26506
13-8-2014 19:15
HOE STAAT HET MET SURINAAMSE SCHRIJVERS IN NEDERLAND?
Inleiding
Hoe staat het anno 2014 met de positie van Surinaamse schrijvers in Nederland? Naar verluidt is er geen beweging meer op dat literaire front. Uitgeverij In De Knipscheer die de meeste Surinaamse schrijvers in haar fonds heeft, probeert de stilte te doorbreken middels uitgave van een rijkelijk geïllustreerd inkijkboek, getiteld: “De Stilte van het Ongesproken Woord “ dat geheel gewijd is aan drie klassieke Surinaamse dichters, t.w. Shrinivasie, Dobru en Trefossa wier werken hoofdzakelijk in Paramaribo verschenen. Aan de universiteit te Amsterdam is er nog de leerstoel Caraibische letteren maar naar verluidt hebben de vijftien promovendi die al sinds 2006 aan hun dissertatie aan het sleutelen waren geweest, hoogleraar Van Kempen de rug toegekeerd. Voor de rest zou het rondom die leerstoel dan ook erg stil zijn. Hierover verder nog meer.
Toen ik rond 1980 begon met het schrijven van literaire kritieken, gold Albert Helman binnen het spectrum van de Surinaamse letteren als de grootste schrijver en essayist. Zijn status was vergelijkbaar met die van Simon Vestdijk in Nederland. Zijn voornamelijk in de Salamanderreeks van Querido uitgegeven werken hadden Helman een haast onaantastbare positie gegeven. Zelfs zijn postuum verschenen werken deelden in die reputatie. Desalniettemin werd Helman nooit als norm beschouwd voor het beoordelen van het werk van andere Surinaamse schrijvers. Surinamers verweten hem dat hij over hun land schreef zoals een buitenlander dat zou doen. Surinamers hebben de grote kwaliteiten van zijn werk, de veelzijdigheid, de intelligentie , de meerduidigheid van personages en situatie, de eruditie en de rijkdom van iedere afzonderlijke passage nooit kunnen inzien en begrijpen. Hierdoor is hij een onbegrepen monument gebleven in het drassige Surinaamse literaire polderlandschap. Helman’s in 1952 gepubliceerde roman De Laaiende Stilte heeft de vorm van een dagboek waarin negerslaven de passieve slachtoffers zijn van de niet aflatende blanke willekeur en morbide plunderdrift. Ze haatten de negers als lastige dieren, een kudde van luie en trouweloze beesten, die te dom zijn om hun plicht, het eeuwige werk, te begrijpen en uit te voeren. In dit boek heeft Albert Helman de historische ontwikkeling van Suriname geschetst, zoals Cynthia Henri McLeod-Ferrier dat zou doen in haar roman Hoe duur was de suiker? (1987).
Surinaamse schrijvers in Nederland laten zich vanwege de wijze waarop die in Nederland worden ontvangen, kenmerken door drie categorieën t.w. een bovenlaag, een middenlaag en een onderlaag. Tot de bovenlaag behoren wijlen Albert helman,wijlen Edgar Cairo, Astrid Roemer , Bea Vianen, Cynthia Henri McLeod-Ferrier, wijlen Clark Accord , Leo Ferrier, wijlen Hans Faverey en wijlen Anil Ramdas. Dit zijn namen die vanwege de onthaal door Nederland meteen bekend in de oren willen klinken. Tot de middenlaag behoren Karin Amatmoekrim, Usha Marhé, Ellen Ombre, Shrinivasie, Noni Lichtveld, Candani(Asha van den Bosch-Radjkoemar, en Antoine De Kom. Van deze laatste kwam je weleens gedichten tegen in een avantgardistisch literair tijdschrift als De Revisor en ook in het inmiddels opgeheven tijdschrift Raster. Tot slot de onderlaag waar een gros- in- een- dozijn aan rijmelaars en scribenten deel van uit maakt. Deze laatste categorie laat haar boeken zelf drukken door een drukkerij en ziet men die op den duur in de vitrine van Surinaamse toko’s uitgestald liggen tussen de belegde broodjes en snacks. Dat zijn hun enige distributiepunten. Op zich is deze ontwikkeling voor alle drie de categorieën niet wonderbaarlijk omdat een beetje kwaliteitsuitgeverij in Nederland publicatie van het werk van een Surinamer een te groot risico vindt. Ik denk dat de onderlinge controverse tussen Surinaamse schrijvers hen ook niet veel voordeel bezorgt. Eén van de meest toonaangevende literaire agenten, t.w. Paul Sebes verklaarde zelf tegenover de pers dat uitgeverijen de deuren al te graag wijd open houden voor Noord Afrikaanse auteurs. Surinamers vallen dus niet onder de Nederlandse prioriteit.
Taalerkenning en onderlinge miskenning
De verklaring t.a.v. het overweldigende succes van Islamitische schrijvers in Nederland en de ontvangst van hun werken door literaire etablissementen is op enigerlei wijze een beetje duidelijk: Ze hebben in tegenstelling tot hun Surinaamse collega’s sowieso meer stof om erover te schrijven. Islamitische schrijvers weten zich te profileren, ze zijn een grote groep in Nederland die een commerciële houvast doet vermoeden. Het woord halal roept dezelfde associaties op als Wallstreet. Zij zijn beter vertegenwoordigd en georganiseerd middels hun eigen literaire platforms etc. Op hun Suikerfeest begaan zij nooit de fout om prominente Nederlandse gasten waaronder uitgevers niet uit te nodigen voor een culturele kennismaking. Anderszins passen vele Nederlanders een soort taalselectiviteit toe waardoor die zich veel respectvoller en ontvankelijker lijken op te stellen tegenover taalgebruikers uit andere taalstreken dan uit Suriname. Als deze positieve grondhouding bedoeld is om andere cultuurgroepen hierdoor het hart onder de riem te steken dan moet er worden opgemerkt dat Surinaamse schrijvers, ondanks het feit dat Suriname al sinds 2005 als lid is toegetreden tot de Nederlandse taalunie, er niet bepaald een extra voordeel door hebben gehad. Surinaamse beleidsmakers op zich hebben ook nooit een stimulerende rol willen spelen in de uitbouw van Suriname tot iets van betekenis en allure . De journalistiek in Suriname bijvoorbeeld wervelt op dezelfde wijze als een straffe tropische stormwind. Hoewel de persvrijheid in het land nog steeds om een omschrijving doet snakken , past men nu al een perscensuur toe, zelfs als de censuurwaardige tekst de printer nog niet heeft verlaten. Voor literatuur bestaat er weliswaar de schrijversclub D’70 maar die hanteert een selectiviteit waarover hieronder nog meer.
Onderlinge haat en nijd
Surinaamse schrijvers scheren langs elkaar en weten zich ook niet te bundelen. Indien één van hen een literair festival organiseert legt men meteen een zwarte lijst aan met namen van schrijvers en dichters die men onder geen beding zal willen uitnodigen. Dit geldt ook voor bloemlezingen en themanummers van literaire tijdschriften. Een goed illustratief voorbeeld voor deze laatste is het volgende: Tussen 1994 en 2008 zijn er heel wat literaire tijdschriften en bloemlezingen geweest zoals De Gids, De Tweede Ronde, Armada, Streven, Deus ex Machina etc. waarbij de redactie onder het gezag van voornoemde hoogleraar in de Caraibische letteren een themanummer heeft willen wijden aan Surinaamse dichters en schrijvers. Deze hoogleraar die doorgaans de gewoonte had alles en een ieder te bespreken, zelfs de kruidenier in Suriname die in de ogen van hem diens koopwaar in een vrij literaire/poëtische stijl had aangeprezen, maakte in deze themanummers nu opeens een zogeheten kritisch onderscheid. Op zich zou er niets oneervols in steken ware het niet dat de hoogleraar enkel op aandringen van een groep georganiseerde Surinaamse auteurs een andere categorie met wie men in de clinch lag, buiten sloot. Literaire criteria zijn door de hoogleraar niet eens toegepast geweest.
De gunningpolitiek:
Sinds hoogleraar Michiel van Kempen een aanzienlijke positie toebedeeld heeft gekregen binnen de Surinaamse letteren is er een Surinaamse literaire hiërarchie ontstaan die voornamelijk op zijn voorkeuren berust. De punt van de piramide bestaat uit vertegenwoordigers van zich snel uitbreidende minderheidsgroepen. De oude, geëerbiedigde structuur steunde voornamelijk op maatschappelijke en politieke pijlers. Binnen die traditie werd de kwaliteit van de literatuur ondergeschikt geacht aan de eclatante positie die een persoon op politieke gronden toebedeeld had gekregen. Dat principe staat dwars op de in Suriname gangbare ‘gunningspolitiek’. Voordat Van Kempen de nieuwe hiërarchie instelde, was de literaire nijverheid een zaak van mensen die een goede positie bekleedden in de maatschappij, in welk geval de dynastie van Suriname. Enkele dynastieleden die hieruit voortkwamen waren Eddy Bruma, Ronald Venetiaan etc. die ondanks de benedenmaatse kwaliteit van hun verbale toebereidselen de Surinaamse literaire top-tien behaalden. Deze politieke gunning heeft het Surinaamse literaire landschap geen goed gedaan. Van Kempen gooide die hiërarchie om en bevoordeelde minderheidsgroepen. Ook als hun literatuur niet echt 'top' was. Van Kempens indeling komt overeen met het beginsel van gunning (niet zozeer de literaire argumenten gelden, als wel het feit dat je tot een minderheid behoort). Hierdoor is het Surinaamse gunningbeginsel niet verdwenen maar enkel van grondlegger veranderd en wel van één uit Brabant. Binnen de door Van Kempen geschapen Surinaams-hiërarchische structuur was het haast vanzelfsprekend dat na de dood van Helman anderen aan de top kwamen en dat de kwaliteitsnormen zouden veranderen. Deze ontwikkeling compliceerde de discussie over de Surinaamse literatuur aanzienlijk. Het leek er nu op alsof iedere ontwikkeling van Suriname en Surinamers onlosmakelijk verbonden zou blijven met het beginsel van gunning. Surinamers zelf verwoorden deze ontwikkeling fonetisch als volgt: ‘je moet niet denken dat je hier automatisch en zonder iets goewweldig wordt.’
Rabin Gangadin is socioloog, landbouwingenieur en gepromoveerde sociaaleconoom. Daarnaast is hij dichter,schrijver, essayisten literaire criticus . Hij werkt aan zijn tweede dissertatie op het gebied van de communicatiewetenschappen, aan zijn roman De Reis Naar Suriname, en aan een essay met de werktitel: De Surinamer bestaat niet .
HOE STAAT HET MET SURINAAMSE SCHRIJVERS IN NEDERLAND?
Inleiding
Hoe staat het anno 2014 met de positie van Surinaamse schrijvers in Nederland? Naar verluidt is er geen beweging meer op dat literaire front. Uitgeverij In De Knipscheer die de meeste Surinaamse schrijvers in haar fonds heeft, probeert de stilte te doorbreken middels uitgave van een rijkelijk geïllustreerd inkijkboek, getiteld: “De Stilte van het Ongesproken Woord “ dat geheel gewijd is aan drie klassieke Surinaamse dichters, t.w. Shrinivasie, Dobru en Trefossa wier werken hoofdzakelijk in Paramaribo verschenen. Aan de universiteit te Amsterdam is er nog de leerstoel Caraibische letteren maar naar verluidt hebben de vijftien promovendi die al sinds 2006 aan hun dissertatie aan het sleutelen waren geweest, hoogleraar Van Kempen de rug toegekeerd. Voor de rest zou het rondom die leerstoel dan ook erg stil zijn. Hierover verder nog meer.
Toen ik rond 1980 begon met het schrijven van literaire kritieken, gold Albert Helman binnen het spectrum van de Surinaamse letteren als de grootste schrijver en essayist. Zijn status was vergelijkbaar met die van Simon Vestdijk in Nederland. Zijn voornamelijk in de Salamanderreeks van Querido uitgegeven werken hadden Helman een haast onaantastbare positie gegeven. Zelfs zijn postuum verschenen werken deelden in die reputatie. Desalniettemin werd Helman nooit als norm beschouwd voor het beoordelen van het werk van andere Surinaamse schrijvers. Surinamers verweten hem dat hij over hun land schreef zoals een buitenlander dat zou doen. Surinamers hebben de grote kwaliteiten van zijn werk, de veelzijdigheid, de intelligentie , de meerduidigheid van personages en situatie, de eruditie en de rijkdom van iedere afzonderlijke passage nooit kunnen inzien en begrijpen. Hierdoor is hij een onbegrepen monument gebleven in het drassige Surinaamse literaire polderlandschap. Helman’s in 1952 gepubliceerde roman De Laaiende Stilte heeft de vorm van een dagboek waarin negerslaven de passieve slachtoffers zijn van de niet aflatende blanke willekeur en morbide plunderdrift. Ze haatten de negers als lastige dieren, een kudde van luie en trouweloze beesten, die te dom zijn om hun plicht, het eeuwige werk, te begrijpen en uit te voeren. In dit boek heeft Albert Helman de historische ontwikkeling van Suriname geschetst, zoals Cynthia Henri McLeod-Ferrier dat zou doen in haar roman Hoe duur was de suiker? (1987).
Surinaamse schrijvers in Nederland laten zich vanwege de wijze waarop die in Nederland worden ontvangen, kenmerken door drie categorieën t.w. een bovenlaag, een middenlaag en een onderlaag. Tot de bovenlaag behoren wijlen Albert helman,wijlen Edgar Cairo, Astrid Roemer , Bea Vianen, Cynthia Henri McLeod-Ferrier, wijlen Clark Accord , Leo Ferrier, wijlen Hans Faverey en wijlen Anil Ramdas. Dit zijn namen die vanwege de onthaal door Nederland meteen bekend in de oren willen klinken. Tot de middenlaag behoren Karin Amatmoekrim, Usha Marhé, Ellen Ombre, Shrinivasie, Noni Lichtveld, Candani(Asha van den Bosch-Radjkoemar, en Antoine De Kom. Van deze laatste kwam je weleens gedichten tegen in een avantgardistisch literair tijdschrift als De Revisor en ook in het inmiddels opgeheven tijdschrift Raster. Tot slot de onderlaag waar een gros- in- een- dozijn aan rijmelaars en scribenten deel van uit maakt. Deze laatste categorie laat haar boeken zelf drukken door een drukkerij en ziet men die op den duur in de vitrine van Surinaamse toko’s uitgestald liggen tussen de belegde broodjes en snacks. Dat zijn hun enige distributiepunten. Op zich is deze ontwikkeling voor alle drie de categorieën niet wonderbaarlijk omdat een beetje kwaliteitsuitgeverij in Nederland publicatie van het werk van een Surinamer een te groot risico vindt. Ik denk dat de onderlinge controverse tussen Surinaamse schrijvers hen ook niet veel voordeel bezorgt. Eén van de meest toonaangevende literaire agenten, t.w. Paul Sebes verklaarde zelf tegenover de pers dat uitgeverijen de deuren al te graag wijd open houden voor Noord Afrikaanse auteurs. Surinamers vallen dus niet onder de Nederlandse prioriteit.
Taalerkenning en onderlinge miskenning
De verklaring t.a.v. het overweldigende succes van Islamitische schrijvers in Nederland en de ontvangst van hun werken door literaire etablissementen is op enigerlei wijze een beetje duidelijk: Ze hebben in tegenstelling tot hun Surinaamse collega’s sowieso meer stof om erover te schrijven. Islamitische schrijvers weten zich te profileren, ze zijn een grote groep in Nederland die een commerciële houvast doet vermoeden. Het woord halal roept dezelfde associaties op als Wallstreet. Zij zijn beter vertegenwoordigd en georganiseerd middels hun eigen literaire platforms etc. Op hun Suikerfeest begaan zij nooit de fout om prominente Nederlandse gasten waaronder uitgevers niet uit te nodigen voor een culturele kennismaking. Anderszins passen vele Nederlanders een soort taalselectiviteit toe waardoor die zich veel respectvoller en ontvankelijker lijken op te stellen tegenover taalgebruikers uit andere taalstreken dan uit Suriname. Als deze positieve grondhouding bedoeld is om andere cultuurgroepen hierdoor het hart onder de riem te steken dan moet er worden opgemerkt dat Surinaamse schrijvers, ondanks het feit dat Suriname al sinds 2005 als lid is toegetreden tot de Nederlandse taalunie, er niet bepaald een extra voordeel door hebben gehad. Surinaamse beleidsmakers op zich hebben ook nooit een stimulerende rol willen spelen in de uitbouw van Suriname tot iets van betekenis en allure . De journalistiek in Suriname bijvoorbeeld wervelt op dezelfde wijze als een straffe tropische stormwind. Hoewel de persvrijheid in het land nog steeds om een omschrijving doet snakken , past men nu al een perscensuur toe, zelfs als de censuurwaardige tekst de printer nog niet heeft verlaten. Voor literatuur bestaat er weliswaar de schrijversclub D’70 maar die hanteert een selectiviteit waarover hieronder nog meer.
Onderlinge haat en nijd
Surinaamse schrijvers scheren langs elkaar en weten zich ook niet te bundelen. Indien één van hen een literair festival organiseert legt men meteen een zwarte lijst aan met namen van schrijvers en dichters die men onder geen beding zal willen uitnodigen. Dit geldt ook voor bloemlezingen en themanummers van literaire tijdschriften. Een goed illustratief voorbeeld voor deze laatste is het volgende: Tussen 1994 en 2008 zijn er heel wat literaire tijdschriften en bloemlezingen geweest zoals De Gids, De Tweede Ronde, Armada, Streven, Deus ex Machina etc. waarbij de redactie onder het gezag van voornoemde hoogleraar in de Caraibische letteren een themanummer heeft willen wijden aan Surinaamse dichters en schrijvers. Deze hoogleraar die doorgaans de gewoonte had alles en een ieder te bespreken, zelfs de kruidenier in Suriname die in de ogen van hem diens koopwaar in een vrij literaire/poëtische stijl had aangeprezen, maakte in deze themanummers nu opeens een zogeheten kritisch onderscheid. Op zich zou er niets oneervols in steken ware het niet dat de hoogleraar enkel op aandringen van een groep georganiseerde Surinaamse auteurs een andere categorie met wie men in de clinch lag, buiten sloot. Literaire criteria zijn door de hoogleraar niet eens toegepast geweest.
De gunningpolitiek:
Sinds hoogleraar Michiel van Kempen een aanzienlijke positie toebedeeld heeft gekregen binnen de Surinaamse letteren is er een Surinaamse literaire hiërarchie ontstaan die voornamelijk op zijn voorkeuren berust. De punt van de piramide bestaat uit vertegenwoordigers van zich snel uitbreidende minderheidsgroepen. De oude, geëerbiedigde structuur steunde voornamelijk op maatschappelijke en politieke pijlers. Binnen die traditie werd de kwaliteit van de literatuur ondergeschikt geacht aan de eclatante positie die een persoon op politieke gronden toebedeeld had gekregen. Dat principe staat dwars op de in Suriname gangbare ‘gunningspolitiek’. Voordat Van Kempen de nieuwe hiërarchie instelde, was de literaire nijverheid een zaak van mensen die een goede positie bekleedden in de maatschappij, in welk geval de dynastie van Suriname. Enkele dynastieleden die hieruit voortkwamen waren Eddy Bruma, Ronald Venetiaan etc. die ondanks de benedenmaatse kwaliteit van hun verbale toebereidselen de Surinaamse literaire top-tien behaalden. Deze politieke gunning heeft het Surinaamse literaire landschap geen goed gedaan. Van Kempen gooide die hiërarchie om en bevoordeelde minderheidsgroepen. Ook als hun literatuur niet echt 'top' was. Van Kempens indeling komt overeen met het beginsel van gunning (niet zozeer de literaire argumenten gelden, als wel het feit dat je tot een minderheid behoort). Hierdoor is het Surinaamse gunningbeginsel niet verdwenen maar enkel van grondlegger veranderd en wel van één uit Brabant. Binnen de door Van Kempen geschapen Surinaams-hiërarchische structuur was het haast vanzelfsprekend dat na de dood van Helman anderen aan de top kwamen en dat de kwaliteitsnormen zouden veranderen. Deze ontwikkeling compliceerde de discussie over de Surinaamse literatuur aanzienlijk. Het leek er nu op alsof iedere ontwikkeling van Suriname en Surinamers onlosmakelijk verbonden zou blijven met het beginsel van gunning. Surinamers zelf verwoorden deze ontwikkeling fonetisch als volgt: ‘je moet niet denken dat je hier automatisch en zonder iets goewweldig wordt.’
Rabin Gangadin is socioloog, landbouwingenieur en gepromoveerde sociaaleconoom. Daarnaast is hij dichter,schrijver, essayisten literaire criticus . Hij werkt aan zijn tweede dissertatie op het gebied van de communicatiewetenschappen, aan zijn roman De Reis Naar Suriname, en aan een essay met de werktitel: De Surinamer bestaat niet .