Toen was geluk heel gewoonEen katholieke jongen was hij. Door en door katholiek zelfs. Gevormd op het internaat St. Louis in Oudenbosch, waar hij vier jaar, van zijn elfde tot zijn vijftiende, doorbracht.
Gerard Cox (72) blikt er met weemoed en dankbaarheid op terug. Op het fantastische onderwijs en de muziek- en toneellessen. ‘Bij de broeders is het allemaal begonnen.’
De gregoriaanse gezangen zingt hij nog steeds moeiteloos uit zijn hoofd. Maar het geloof is hij onderweg kwijtgeraakt. In 1963 trouwde hij nog netjes voor de kerk maar dat was vooral om zijn moeder een plezier te doen. Drie jaar later stond hij ‘God is niet dood’ te zingen bij cabaretgezelschap Lurelei, een ironisch lied over het geloof. Net als bij velen van zijn generatie maakte het vanzelfsprekende geloof plaats voor een kritische houding tegenover God en de kerk. "Het geloof gleed van me af als een oude jas."
Hij steekt in het buitenland nog altijd een kaarsje op in een kerk, hoe sentimenteel hij dat ook vindt. Maar verder gaat het niet. Het geloof van vroeger is weg en er kwam niets voor in de plaats. "Ik vind het onsportief om op mijn oude dag, in het licht van de dood, nog weer in een hemel te gaan geloven."
Op de avond dat zijn nieuwe toneelstuk ‘Alles Went’ in premiere gaat en hij met zijn ex-vrouw
Joke Bruijs weer op de planken staat, in RKK Kruispunt TV een portret van
Gerard Cox, volksjongen, liedjeszanger, toneelspeler. Met zijn ex-vrouw
Joke Bruijs, zijn broer Albert Cox en anderen blikt hij terug op zijn katholieke jeugd die zich afspeelde in de tijd dat geluk nog heel gewoon was.
Deze uitzending van het programma Kruispunt werd uitgezonden op zondag 6 oktober door de RKK.