Anne Frank was een meisje dat bruiste van levenslust, maar opgroeide in een tijd en omgeving die haar zeer vijandig gezind waren. In 1933 kwam de Joodse familie Frank naar Amsterdam, op de vlucht voor de Nazi’s in Duitsland. Anne was toen vier en toen de oorlog uitbrak was ze bijna elf. Al snel mochten Joden niet meer in openbare gelegenheden als parken,
zwembaden, theaters en bibliotheken komen. De stad hing vol plakkaten waarop stond: “Verboden voor Joden”. Ondanks alles leek Anne het leven extra stevig te omarmen. Haar dertiende verjaardag werd uitgebreid gevierd en ze kreeg een dagboek. Een maand later moest de familie onderduiken en van de ene op de andere dag werd Anne’s wereld verkleind tot de weinige vierkante meters van het Achterhuis. De levenslustige Anne kon geen kant meer op. Hoe ze dat ervoer, heeft ze beschreven in het dagboek dat na de oorlog wereldberoemd is geworden. De onderduikers werden in 1944 verraden en opgepakt. Anne, haar moeder en haar zus, kwamen om in de concentratiekampen. Alleen haar vader heeft de oorlog overleefd.
Zelden heeft iemand in de Westeuropese moderne literatuurgeschiedenis zonder het te beseffen zoveel overhoop gehaald als de Engelse geleerde Kenneth Sisam in 1932. Op de laatste bladzijde van een boek met Angelsaksische preken trof hij een tekst aan die hij niet goed kon lezen. Wat voor taal was het? Vlaams? Rechts onder de krabbels had ooit iemand het woord 'dutsch' erbij geschreven. "Hebban olla uogala nestas hagunnan hinase hic anda thu uuat unbidan uue nu." Oftewel: "Hebben alle vogels nesten begonnen behalve jij en ik? Waarop wachten we nu?" Het is één van de vroegste Nederlandse zinnen die we kennen. De tekst wordt gezien als het begin van de Nederlandse literatuurgeschiedenis. Een romantisch begin, maar wie heeft het geschreven?
De presentatie was in handen van
Ernst Daniël Smid. Deze uitzending van het programma Kaaskoppen & Waterlanders met de titel Aflevering 10 werd uitgezonden op woensdag 23 april.