Tanja Jadnanansing werd in 1967 in Leiden geboren. Haar vader is een Hindoestaanse Surinamer, haar moeder een Rooms-katholieke Arubaanse. Een deel van haar jeugd bracht Jadnanansing door in
Suriname. Daar bezochten zij en haar zusje zowel de tempel als de kerk. Hun ouders lieten hen later kiezen: haar zus koos voor het Rooms-katholicisme, Tanja voor het Hindoeďsme. Dat was vooral een kwestie van emoties die de taal en het beeld van Krishna bij haar opriepen. Ook de ruimte om voortdurend kritische vragen te stellen en de gedachte een instrument te mogen zijn van God inspireerden en inspireren haar.
Jadnanansing studeerde rechten, was programmamaker bij de NOS, directeur van een informatiecentrum voor jongeren en ging in 2010 naar de Tweede Kamer, voor de
PvdA. Daar houdt zij zich bezig met hoger onderwijs en wetenschapsbeleid. Voordat ze afreist naar Den Haag steekt ze wierook aan, bidt, en leest een stukje uit de Bhagavad Gita: zo legt ze de bodem voor de dag. Jadnanansing stond aan de wieg van het project Voor de lieve rede, waarbij op scholen wordt gesproken over het omzetten van angst, cynisme en wantrouwen in hoop en vertrouwen.
Haar ‘heilige tekst’ is een gedicht van de Surinaamse dichter R. Dobru: Wan Bon – Eén boom, met onder meer de regels “Eén God / verscheidene te aanbidden / maar één enkele vader.” Die eenheidsgedachte houdt haar elke dag bezig. Niet kijken naar verschillen, maar naar wat bindt, en dat het liefst met een knipoog. “Misschien,” zegt ze, “hebben we het debat tot nu toe wel te zwaar aangezet.”
Deze uitzending van het programma Het Vermoeden met de titel Tanja Jadnanansing is uitgezonden op zaterdag 22 juni door de IKON.